Geschiedenis

De geschiedenis van Thonet

Michael Thonet werd op 2 juli 1796 geboren in Boppard als zoon van een meesterlooier. Hij studeerde voor kunstmeubelmaker en op 23-jarige leeftijd opende hij zijn eigen bouw- en meubelschrijnwerkerij. Hij begon onderdelen van meubelen te vervaardigen in triplex en plakhout tot hij stoelen in gebogen vormen op de markt bracht. Hierop vroeg hij patent aan in Engeland, Frankrijk en Belgie.

In 1842 verhuisde hij, samen met zijn vrouw en vijf zonen, naar Wenen en werd het eerste Oosterijkse patent verleend. De techniek werd zodanig verfijnd, door het gebruik van stalen buigmallen, dat massa produktie mogelijk was.

Op 53-jarige leeftijd richtte hij een eigen bedrijf op als hersteller van beukenhouten meubelen. Met zijn stoel nr. 4 voerde hij zijn eerste opdracht uit voor koffiehuis Daum in Wenen.

Door zijn medailles op de wereldtentoonstellingin Londen en Parijs (1855) (respectievelijk brons en zilver) begon de export van de meubelen naar het buitenland.

Stoel nr. 14 was in 1859 het meest verkochte model. Er werden tot 1893 meer dan 15 miljoen stuks verhandeld. Op de wereldtentoonstelling van 1867 in Parijs won deze stoel dan ook de gouden medaille.

Nadat de patenten in1869 afgelopen waren ontstond er een ware rage van nieuwe bedrijven, waarvan de belangrijkste concurrenten Jacob en Jozef Kohn en Mundus AG waren.

Michael Thonet overleed op 3 maart 1871 en zijn vijf zonen namen het bedrijf over en breidde het verder uit. Rond 1875 hadden zij ongeveer 4500 arbeiders aan het werk en werden er per dag 2000 meubelstukken (waaronder 1750 stoelen) geproduceerd.

Na WO1 werd het familiebedrijf omgevormd tot een vennootschap, gevolgd door een fusie met de voornaamste concurrent Jacob en Jozef Kohn.

Heden ten dage is de firma Thonet gevestigd in Frankenberg/Eder. Onder leiding van Georg Thonet, de achterkleinzoon van Michael Thonet, wordt de traditie voortgezet.